Bezoekadres
Spui 70
2511 BT Den Haag
Telefoon 070 353 20 48
Contact
- Toegankelijkheidsverklaring
Zorgen voor de jeugd
Feitenrapport onderzoeksdeel III
Datum
RISxxxx
Leden
De heer Manus Twisk, voorzitter
Mevrouw Pauline Reeuwijk
De heer Robert-Jaap Voorn
Aan dit rapport hebben meegewerkt
Arjan Wiggers (secretaris)
Coen Eisma (projectleider/senior onderzoeker)
Katelijne Brongers (onderzoeker)
Robin Bredo (stagiaire)
Contactgegevens
Rekenkamer Den Haag
Postbus 16079
2500 BB Den Haag
T: 070 353 2048
Bezoekadres
Stadhuis Gemeente Den Haag
Spui 70
2511 BT Den Haag
Datum
8 juli 2021
RIS-nummer
RIS309389
Inhoudsopgave
2. Overzicht gemeentelijke rapportages 6
2.1 Beleidsinhoudelijke rapportages 6
2.2 Rapportages planning en control cyclus 10
3. Informatie over het aantal jeugdigen en kosten in rapportages 11
3.1 Het aantal jeugdigen in jeugdzorg 11
4. Jaarlijkse informatievoorziening aan de raad 16
Bijlage 1. Normenkader en beoordeling 18
In dit feitenrapport wordt onderzoeksvraag 2 beantwoord:
In hoeverre bieden de voortgangsrapportages aan de gemeenteraden inzicht in de ontwikkeling van de kosten in de jeugdzorg?
Onderzoeksvraag 1 is in H10-verband onderzocht en de resultaten hiervan zijn terug te lezen in het feitenrapport gezamenlijk rekenkameronderzoek Jeugdzorg H10.
Dit feitenrapport heeft enkel betrekking op de praktijk in Den Haag. Onderzoeksvraag 2 beantwoorden we aan de hand van een vooraf vastgesteld normenkader. Dit normenkader is afgestemd met de overige H10-rekenkamer(commissie)s die participeren in dit onderzoek. Zie bijlagen 1 en 2 voor het normenkader en onderzoeksverantwoording.
In dit rapport presenteren we de uitkomsten van de toetsing van de voortgangsrapportages (zowel beleidsinhoudelijke rapportages als rapportages uit de P&C cyclus) aan het normenkader dat is opgesteld om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden (bijlage 1). In hoofdstuk 2 geven we een toelichting op de verschillende gemeentelijke rapportages die informatie bevatten met betrekking tot de onderzoeksvraag (informatie over de kosten van jeugdzorg en het aantal jeugdigen in jeugdzorg) en de rapportages die zijn meegenomen in de beoordeling. In hoofdstuk 3 beoordelen we norm 1: paragraaf 3.1 gaat in op de ontwikkeling van het aantal jeugdigen in jeugdzorg en paragraaf 3.2 gaat in op de ontwikkeling van de kosten van jeugdzorg. Hoofdstuk 4 heeft betrekking op de duiding van de gepresenteerde informatie in de rapportages (norm 2) en in hoofdstuk 5 is de beoordeling opgenomen of de raad minimaal éénmaal per jaar informatie ontvangt die grotendeels voldoet aan norm 1 en 2. Als laatste beoordelen we in hoofdstuk 6 of de rapportages onderling consistent en eenduidig zijn. In de toelichting op onze bevindingen maken we in dit rapport gebruik van voorbeelden uit gemeentelijke rapportages. Deze voorbeelden zijn terug te vinden in tekstkaders.
Voor elke norm geeft de rekenkamer bij de bevinding in de hiernavolgende hoofdstukken een overkoepelend oordeel volgens onderstaande kleurcodes.
Voldoet volledig aan de norm | Groen |
Voldoet grotendeels aan de norm | Geel |
Voldoet in beperkte mate aan de norm | Oranje |
Voldoet niet aan de norm | Rood |
Zie de onderzoeksverantwoording in bijlage 2 voor een uitgebreide toelichting op de aanpak.
Het college voorziet de raad van informatie over de ontwikkelingen binnen de jeugdzorg door middel van verschillende beleidsinhoudelijke rapportages en documenten uit de planning en control cyclus (P&C-cyclus). De verschillende documenten kennen elk hun eigen doel met betrekking tot informatievoorziening aan de raad. Beleidsinhoudelijke rapportages informeren de raad vanuit een beleidsmatig perspectief en de documenten uit de P&C-cyclus doen dit vanuit een financieel perspectief. Daarnaast informeert het college de raad in een aparte rapportage over genomen maatregelen met betrekking tot de beheersing van de kosten.
In onderstaande tabel staat een overzicht van de verschillende soorten documenten en de frequentie waarmee ze gedeeld zijn met de raad in de jaren 2015 tot en met 2019.
Rapportage | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 |
Beleidsplan | 1 | – | – | 1 | 1 |
Jaarrapportage jeugd | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Halfjaarrapportage jeugd | – | – | 1 | 1 | 1 |
Kwartaalrapportage | 3 | 2 | – | – | – |
Voortgangsrapportage beheersing kosten | – | – | – | 2 | 2 |
Programmarekening | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Programmabegroting | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Voorjaarsnota | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Halfjaarbericht | 1 | 1 | 1 | 1 | – |
4-maandsrapportage | – | – | – | – | 1 |
8-maandsrapportage | – | – | – | – | 1 |
Totaal | 9 | 7 | 6 | 9 | 10 |
In de beantwoording van de onderzoeksvraag beoordeelt de rekenkamer enkel de voortgangsrapportages waarin informatie staat over de aantallen jeugdigen in jeugdzorg (i.e. jaar-, halfjaar-, kwartaal-, voortgangsrapportage en de voortgangsrapportages kostenbeheersing) en de documenten uit de P&C-cyclus waarin de daadwerkelijke kosten van jeugdzorg staat (i.e. programmarekening).
In de volgende twee paragrafen geven we een korte beschrijving van de verschillende, met de gemeenteraad gedeelde, rapportages. Eerst geven we een beschrijving van inhoudelijke rapportages, daarna van de documenten uit de P&C-cyclus
In de onderzochte periode heeft, sinds de decentralisatie van de jeugdzorg in 2015, een ontwikkeling plaatsgevonden in de informatiepositie van het college over de aantallen jeugdigen en de kosten voor jeugdzorg. Zo zijn landelijke systemen als het berichtenverkeer en declaratieverwerking heringericht. Dit zorgt ervoor dat de raad door de jaren heen steeds beter geïnformeerd kon worden. De wijzigingen en verbeteringen in de systemen heeft er toe kunnen leiden dat cijfers of percentages niet direct vergelijkbaar zijn met de jaren ervoor.[1]
Naast het ontwikkelingsproces, heeft de gemeente ook een leerproces doorgemaakt in de wijze van rapporteren door het voortschrijdend inzicht in de actualiteiten. Zo is bijvoorbeeld het budgettaire tekort pas ná 2015 ontstaan, wat heeft geleid tot een andere focus in de rapportages.
In 2014 is in een notitie richting de raad een voorstel verwoord over monitoring en verantwoording van jeugdhulp in 2015. Hierin is aangegeven dat ter monitoring van de gestelde doelen er zes kernprestatie-indicatoren (KPI) zijn gedefinieerd. Samen met aanvullend kwalitatief onderzoek zou de gemeente hiermee in staat zijn om ‘de werking van het stelsel te monitoren.’[2] Verder wordt de raad in de notitie over de opbouw van de voortgangsrapportages (een deel over de voortgang en een deel over de KPI’s) en de regelmaat van publicatie geïnformeerd.[3]
De zes kernprestatie-indicatoren waarmee het college wil monitoren of de gestelde doelen worden bereikt, zijn als volgt:
Over deze KPI’s wordt in meerdere rapportages door de jaren heen gerapporteerd. Voor de beoordeling van het normenkader zijn in dit onderzoek vier KPI’s relevant:
Jaarlijks publiceert het college een jaarrapportage waarin het college verslag doet van de behaalde resultaten van het beleidskader in het betreffende jaar. Van 2015 tot 2018 gold het beleidskader ‘Met de jeugd. Voor de jeugd’. Begin 2018 is het nieuwe beleidskader voor 2018-2020 ‘Haagse Jeugd, samen aan zet’ vastgesteld.
Sinds 2016 hanteert het college een nieuwe vormgeving voor de jaarrapportages. In 2018 en 2019 is het beleidsveld Jeugd in de jaarrapportage samengevoegd met het beleidsveld Wmo. Het college stemt met de raad af over welke onderwerpen de raad geïnformeerd wordt in de rapportages. Zo is op 30 januari 2019 door het college een informele werkbespreking georganiseerd voor raadsleden voor een nieuw vorm te geven jaarrapportage Jeugd en Wmo. Met de raadsleden is besproken welke informatie wel en niet in de rapportage komt. De (half)jaarrapportages moeten onder andere leesbaar zijn en een algemeen beeld geven van de behaalde resultaten.[4] (Half)jaarrapportages bieden vooral inzicht in bereik, aantallen, ingezette ondersteuning, effect en klanttevredenheid. Voor de financiële kant is minder aandacht, omdat dit al in de begroting en jaarrekening staat.[5] De raad heeft middels technische vragen aangegeven dat het overzichtelijker zou zijn als deze rapportages gecombineerd zouden worden, om verbanden te kunnen leggen. Het college geeft in haar reactie hierop aan dat beide rapportages een ander doel hebben en een andere cyclus volgen.[6]
In een halfjaarrapportage worden de behaalde resultaten over het eerste halfjaar weergegeven. Deze bieden over het algemeen minder informatie dan de jaarrapportages. Als verklaring hiervoor wordt aangegeven dat een deel van de informatie/indicatoren alleen op jaarbasis beschikbaar is.[7]
In 2016 is gewerkt aan een nieuwe vormgeving van de rapportages. Een eerste voorproef hiervan betreft de halfjaarrapportage 2016.
In 2015 en 2016 heeft het college kwartaalrapportages uitgebracht. Deze rapportages worden wisselend kwartaalrapportage of voortgangsrapportage genoemd. Deze hebben betrekking op het voorgaande kwartaal. In de commissievergadering Samenleving op 1 september 2016 heeft de wethouder Kenniseconomie, Internationaal, Jeugd en Onderwijs toegezegd om over te gaan op een halfjaarlijkse voortgangsrapportage.[8] Hierna heeft de raad geen kwartaalrapportages meer ontvangen.
De voortgangsrapportages kostenbeheersing informeren de raad over de maatregelen die worden genomen om financiële beheersbaarheid te realiseren. Vanaf november 2017 is een ambtelijke taskforce opgericht om beter grip te krijgen op de begrotingsuitvoering voor Wmo en Jeugd.[9] Deze taskforce is er ook op gericht om de tussentijdse informatievoorziening te verbeteren. De wethouder Zorg, Jeugd en Volksgezondheid heeft toegezegd om met ingang van september 2018 de Rekeningencommissie driemaandelijks te informeren over de voortgang. De wethouder verwacht ‘dat de taskforce niet langer dan een jaar nodig zal zijn, omdat de gemaakte afspraken met zorgaanbieders daarna voldoende zijn verankerd in het proces.’[10] Deze ambtelijke taskforce is met andere woorden opgezet om verbeteringen in de financiële beheersbaarheid te realiseren op zowel het gebied van jeugdhulp als Wmo. Hiervoor is een beheersing van de kosten en tussentijdse sturing belangrijk. De taskforce brengt in beeld welke sturingsmogelijkheden er zijn en treft maatregelen.[11] Deze driemaandelijkse rapportage aan de Rekeningencommissie is in september 2018 voor de eerste keer gepubliceerd, en in december 2018 verscheen de tweede rapportage. Over het jaar 2019 zijn drie voortgangsrapportages gepubliceerd. In 2019 heeft een collegewisseling plaats gevonden, waardoor over de kostenbeheersing en maatregelen om in lijn met de begroting te komen opnieuw onderhandeld werd, met een vertraging in publicatie van een rapportage tot gevolg.
Het college informeert de raad in rapportages uit de P&C-cyclus over de financiën van jeugdzorg.[12] De planning en control-cyclus geeft inzicht in waar de gemeente staat in relatie tot haar doelstellingen. Dit wordt uitgewerkt in verschillende producten: de begroting, 4- en 8-maand rapportage (vóór 2019 was dit halfjaarbericht) en een programmarekening.
In de programmabegroting staan de beleidsdoelen van het college voor het komende jaar en welke middelen daarvoor nodig zijn. Met betrekking tot jeugdzorg worden hierin de verwachte kosten gegeven.
Vóór 2019 middels een halfjaarbericht en sinds 2019 middels een 4- en 8-maandsrapportage wordt de stand van zaken gegeven over het lopende jaar. Hierin kunnen ook prognoses voorkomen op de programmarekening. Dit stelt het college in staat om beleidsmatig of financieel bij te sturen en de begroting bij te stellen.[13] Als de uitgaven zich ontwikkelen conform verwachting hoeft hierover niet te worden gerapporteerd. Is de afwijking groter dan 2,5 mln. euro, dan moet dit kort worden toegelicht.[14] In deze rapportages wordt niet of zeer beperkt gerapporteerd over de ontwikkeling van het aantal jeugdigen en kosten.
Volgens de planning en control-cyclus wordt jaarlijks een programmarekening vastgesteld door de raad. Met de programmarekening legt het college verantwoording af over het afgelopen jaar. De programmarekening bevat per programma een beleidsmatige toelichting en een financiële verantwoording.[15] In de programmarekening staan de daadwerkelijke lasten van het betreffende jaar en deze is daarom als enige document van de planning en control-cyclus meegenomen in de beoordeling van rapportages.
Norm | Beoordeling |
Norm 1a: De rapportages aan de raad bevatten minimaal informatie over de ontwikkeling vanaf 2015 van het aantal unieke jeugdigen dat jeugdzorg ontvangt, uitgesplitst naar:
|
![]() |
Voor deze categorie heeft de rekenkamer beoordeeld of het college aan de gemeenteraad heeft gerapporteerd over de ontwikkeling van het aantal jeugdigen dat jeugdzorg ontvangt in relatie tot de soort verwijzer.
In elke inhoudelijke rapportage die het college aan de gemeenteraad heeft gestuurd, staat informatie over het soort verwijzer in relatie tot het aantal jeugdigen dat jeugdzorg ontvangt.
In de meeste documenten worden alleen percentages genoemd, waardoor het voor de gemeenteraad niet mogelijk is om cijfers uit verschillende rapportages met elkaar te vergelijken en de ontwikkeling van het aantal jeugdigen in relatie tot de verwijzer door de jaren heen te volgen. De Jaarrapportage 2017 is de enige rapportage waarin de ontwikkeling (in percentages) over meerdere jaren zichtbaar is, zowel over de verwijzers naar jeugdteams als over verwijzers naar specialistische jeugdhulp. In andere rapportages is geen meerjarige ontwikkeling opgenomen.
Voorbeeld
In de Jaarrapportage 2018 staat over gespecialiseerde jeugdhulp bijvoorbeeld een grafiek met het ‘type verwijzer uit verzoeken om toewijzing in percentages’ (zie onderstaande afbeelding). Hierin wordt een procentuele verdeling gemaakt tussen verschillende types verwijzer (o.a. huisarts, gemeente en gecertifieerde instelling). Deze grafiek betreft enkel de percentages over het jaar 2018. In een voetnoot wordt aangegeven dat in eerdere rapportages de percentages gebaseerd waren op de 12 grootste jeugdzorgaanbieders, en in 2018 is het gebaseerd op alle aanbieders. Dit maakt het vergelijken met voorgaande jaren dus niet mogelijk. In de rapportage is wel vermeld dat de informatie niet vergelijkbaar is.[16]
Voor deze categorie heeft de rekenkamer beoordeeld of het college de gemeenteraad geïnformeerd heeft over het aantal jeugdigen dat specialistische zorg ontvangt en het soort specialistische zorg dat geleverd wordt.
Het college stuurt minimaal eenmaal per jaar informatie naar de raad over het aantal jeugdigen dat specialistische zorg ontvangt. Daarin wordt ook een (procentuele) onderverdeling in de verschillende soorten zorg gemaakt. De ontwikkeling van deze cijfers ten opzichte van voorgaande jaren wordt niet elk jaar beschreven. Als dit wel gebeurt, is dat enkel in percentages.
Voorbeeld
De Halfjaarrapportage 2018 is op deze norm als goed beoordeeld. In de rapportage is onder andere een ontwikkeling te zien van het aantal jeugdigen in specialistische jeugdhulp van de eerste helft van de jaren 2015 t/m 2018 in absolute aantallen. Daarnaast wordt in een grafiek het percentage gebruikte trajecten (trajecten die zijn afgenomen door jeugdigen) per soort aangegeven over de jaren 2015 t/m 2018.[17]
Vervolgens staat in de Jaarrapportage 2018 het aantal jeugdigen in specialistische jeugdhulp enkel in een grafiek waarin procentueel het aandeel Haagse jeugdigen in specialistische jeugdhulp ten opzichte van het totaal inwonersaantal in Den Haag staat. Over zowel 2017 als 2018 staan in de grafiek percentages, echter in de legenda staat enkel over 2018 het absolute aantal. Het is daarmee niet inzichtelijk hoeveel unieke cliënten er in 2017 waren.[18]
Vervolgens wordt verderop in de rapportage een verdeling van het aantal gebruikte trajecten weergegeven, procentueel verdeeld per soort, alleen over het jaar 2018. Daaronder staat een grafiek met een verdeling van het gebruik van trajecten per hulpvorm in 2018, dit betreffen wel absolute aantallen.[19] In de Jaarrapportage 2018 is er daarmee vrijwel geen ontwikkeling zichtbaar over meerdere jaren. Daarnaast staat de informatie ook in een andere vorm dan in de halfjaarrapportage over hetzelfde jaar.
Norm | Beoordeling |
Norm 3: De raad ontvangt minimaal éénmaal per jaar informatie die grotendeels of volledig voldoen aan norm 1 en 2 | ![]() |
Daarnaast krijgt de gemeenteraad cijfers die moeilijk vergelijkbaar zijn en wordt de raad nauwelijks geïnformeerd over de meerjarige ontwikkeling van het aantal jeugdigen dat jeugdzorg ontvangt in relatie tot het soort verwijzer of financiering door middel van PGB’s.
De gemeenteraad ontvangt door middel van de P&C-cyclus wel op hoofdlijnen informatie over de kosten van de jeugdzorg voor met name desbetreffend jaar. De informatievoorziening over de kosten van door PGB-gefinancierde jeugdzorg is echter afgenomen door het in de P&C-cyclus samenvoegen met kosten van door PGB-gefinancierde Wmo-voorzieningen in 2019. Daarnaast informeert het college de gemeenteraad niet over de kosten van jeugdzorg gerelateerd aan het soort verwijzer.
Dit normenkader heeft betrekking op onderzoeksvraag 2. De klankbordgroep heeft het normenkader vastgesteld. Dit is gebaseerd op onderstaande principes:
|
|
|
|
Bevat alle informatie uit de norm | |
Bevat grotendeels de informatie uit de norm | |
Bevat in beperkte mate informatie uit de norm | |
Bevat geen informatie uit de norm |
Bij deze norm is gekeken of het college de gemeenteraad heeft geïnformeerd over het aantal unieke jeugdigen dat jeugdzorg ontvangt en een verdere uitsplitsing hiervan naar categorieën (soort verwijzer, soort specialistische zorg, soort hulpvorm en persoonsgebonden budget).
Onderstaande tabel geeft weer hoe de verschillende documenten onder norm 1a zijn beoordeeld op de verschillende categorieën, in hoeverre een rapportage hierover informeert (soort verwijzer, soort specialistische zorg, soort hulpvorm en persoonsgebonden budget).
Bij deze norm is gekeken of het college de gemeenteraad heeft geïnformeerd over de kosten van de jeugdzorg en een verdere uitsplitsing hiervan naar categorieën (soort verwijzer, soort specialistische zorg, soort hulpvorm en persoonsgebonden budget).
Onderstaande tabel geeft weer hoe de verschillende documenten onder norm 1b zijn beoordeeld op de verschillende categorieën. In hoeverre een rapportage hierover informeert (soort verwijzer, soort specialistische zorg, soort hulpvorm en persoonsgebonden budget).
Onderstaande tabel geeft weer hoe de verschillende rapportages zijn beoordeeld op de subnormen van norm 2 ‘aan de gepresenteerde informatie wordt helder/goed duiding gegeven’
Subnormen 2a, 2b en 2c hebben betrekking op de tabellen en grafieken en daarom zijn deze subnormen gezamenlijk beoordeeld.
Subnormen 2d, 2e en 2f hebben allen betrekking op het verband tussen inhoudelijk en financiële informatie in de documenten en zijn wel onafhankelijk beoordeeld.